Dodaars
Een soort van Tachybaptus Wetenschappelijke naam : Tachybaptus ruficollis Genus : Tachybaptus
Dodaars, Een soort van Tachybaptus
Botanische naam: Tachybaptus ruficollis
Genus: Tachybaptus
Photo By Uday.Kumar3675 , used under CC-BY-SA-4.0 /Cropped and compressed from original
Beschrijvingen
De dodaars is een kleine, gedrongen watervogel, kleiner dan een waterhoen. Hij is te herkennen aan het vuilwitte 'poederdons' op het achterlichaam, waaraan het dier zijn naam ("dodde-aars") te danken heeft. De naam dodaars werd vroeger wel gebruikt voor de uitgestorven dodo (Raphus cucellatus). De dodaars is de kleinste fuut van Europa. Hij onderscheidt zich daarnaast van de andere Europese futen door zijn compactere uiterlijk, met rondere kop en kortere hals. De snavel is zeer klein en recht. Het staartje is zeer klein. Mannetje en vrouwtje zijn in uiterlijk niet van elkaar te onderscheiden. De snavel is zwart met een lichte punt. In de mondhoek bevindt zich een opvallende vlek, die in de zomer opvallend groengeel van kleur is, 's winters lichter. Tijdens de vlucht is geen wit te zien op de vleugels. De ogen zijn roodbruin van kleur, de poten groen. Het zomerkleed is donkerbruin met een kastanjebruine oorstreek en voorhals. De kruin is zwart. Het winterkleed is een valig geelbruine ("kurken") oorstreek en voorhals met een lichtere nek en wangen en een donkere kruin. Het juveniele kleed lijkt op het adulte winterkleed, maar heeft een roodbruine tint op de borst en hals, korte donkere strepen achter en onder het oog en een geelroze snavelbasis. In het eerste winterkleed kan een vage streep worden gezien onder het oog. De rui valt in oktober en november. Doordat de slagpennen in een keer gewisseld worden, kunnen de vogels dan tijdelijk niet vliegen. De dodaars wordt 23 tot 29 centimeter lang en 125 tot 225 gram zwaar. De vleugelspanwijdte is 40 tot 45 cm.
Grootte
29 cm
Levensverwachting
13 jaar
Voedingsgewoonten
De dodaars vangt zijn voedsel onder water. Hij leeft van waterinsecten en larven, waaronder haften, steenvliegen, waterwantsen, waterkevers, schietmotten en libellen, en daarnaast ook slakjes, kleine schaaldieren, kleine amfibieën en kikkervisjes en soms kleine visjes als stekelbaarzen en jonge vissen. Insecten vormen de hoofdmoot van zijn dieet in de broedtijd. De prooi wordt op het oog gevonden. Het is een goede duiker, die bij de jacht langer dan een halve minuut onder water kan blijven. Om de vorming van braakballen te stimuleren, slikken dodaarzen veertjes in. Op deze manier kunnen zij graatjes en ander onverteerbaar materiaal uitbraken.
Soort voeding
Piscivoor
Mensen Vragen Vaak
Algemene Informatie
Gedrag
De dodaars is een schuwe soort, die zich vaak in de oevervegetatie verstopt en daardoor zelden te zien is. Bij gevaar zal de dodaars niet wegvliegen. Ze geven de voorkeur aan wegduiken onder water, waarbij alleen de kop nog boven water uitsteekt, of wegrennen naar de dichtstbijzijnde oevervegetatie. De dodaars leeft solitair of in paren. 's Winters en tijdens de rui zijn ze soms in kleine groepjes van maximaal dertig dieren te vinden. In het broedseizoen is het mannetje agressief naar rivalen. Hij scheert dan vlak over het water naar de ander, luid roepend, om vervolgens te duiken en water op te gooien.
Distributie Gebied
De dodaars komt in vrijwel geheel Europa voor, van de mediterrane landen noordwaarts tot Zuid-Zweden, in heel Afrika uitgezonderd de Sahara, op Madagaskar en in Zuid-, Oost- en Zuidoost-Azië oostwaarts tot in Japan en Nieuw-Guinea. De dodaars broedt langs ondiepe binnenwateren met een dichte oevervegetatie, bestaande uit onder andere zegge, rietgras, lisdodde en gele lis. Hij is vooral te vinden in zoetwatermoerassen, kleine meren, poelen, brede sloten, vennen en traagstromende rivieren, maar soms ook in vijvers, grachten, waterreservoirs en grindputten. Wateren met grotere roofvissen worden over het algemeen gemeden. 's Winters is hij vooral te vinden op groter, ijsvrij water, zoals grotere meren, rivieren en beschutte kusten. De dodaars is in het grootste deel van zijn verspreidingsgebied voornamelijk een standvogel, maar in Oost-Europa en West- en Noordoost-Azië een trekvogel. De Oost-Europese vogels overwinteren in Zuidoost-Europa en Turkije. In Nederland is het een vrij schaarse broedvogel, met zo'n 1800 tot 2500 broedparen tussen 1998 en 2000. Hij ontbreekt alleen in de allerdroogste delen, zoals op de Veluwe. Het zijn over het algemeen standvogels, maar bij strenge winters zoeken zij ijsvrije wateren op, waarbij ze vooral te vinden zijn in de brakke wateren van de Zeeuwse delta. De soort telt 6 ondersoorten: T. r. ruficollis: van Europa tot het Oeralgebergte en noordwestelijk Afrika. T. r. albescens: van de Kaukasus tot Myanmar en Sri Lanka. T. r. iraquensis: Irak en zuidwestelijk Iran. T. r. capensis: Afrika bezuiden de Sahara en Madagaskar. T. r. poggei: van noordoostelijk tot zuidoostelijk Azië, de Koerilen, Japan en Taiwan. T. r. philippensis: de Filipijnen (behalve Mindanao). T. r. cotabato: Mindanao.
Soort Status
Niet wereldwijd bedreigd.
Photo By Uday.Kumar3675 , used under CC-BY-SA-4.0 /Cropped and compressed from original
Scientific Classification
Phylum
Chordadieren Klasse
Vogels Classificatie
Podicipediformes Familie
Futen Genus
Tachybaptus Species
Dodaars